volgende wijzigingen werden aangebracht t.a.v. het oorspronkelijke decreet van 2021:
Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks financiering of ondersteuning die afbreuk doet aan de onafhankelijke uitoefening van de decretale opdrachten en verplichtingen van het toekomstige bestuur van de eredienst, zoals is bepaald in dit decreet en het decreet van 7 mei 2004. De onafhankelijke uitoefening van de decretale opdrachten en verplichtingen van het toekomstige bestuur van de eredienst kan in het gedrang komen door onder meer, maar niet uitsluitend, de samenloop van twee of meer van de volgende elementen, die wordt vastgesteld door de personeelsleden van de bevoegde instantie bij de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1° :
a) het ontvangen van herhaaldelijke financiële giften van dezelfde persoon of organisatie;
b) het ontvangen van schenkingen van goederen die een aanzienlijke kostprijs hebben en noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de eredienst;
c) de rechtstreekse of onrechtstreekse terbeschikkingstelling van personeel door derden;
d) de terbeschikkingstelling door derden van infrastructuur ten kosteloze titel of tegen een niet-marktconforme huurprijs;
e) het bestaan van samenwerkingsverbanden met instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks gelinkt zijn aan organisaties en bewegingen die een extremistische en segregerende geloofsbeleving promoten en verspreiden;
f) de opname in de statuten, oprichtingsakte of beginselverklaring van de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1°, van een band van ondergeschiktheid aan een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
g) een nauwe band met een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie die blijkt uit het feit dat de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1° : 1) richtlijnen, ongeacht de aard ervan, ontvangt van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
2) informatie over de eigen werking, over leden of over bepaalde personen of groepen bezorgt aan een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
3) structureel en prominent aanwezig is op bijeenkomsten die georganiseerd worden door een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
4) via de eigen communicatiekanalen activiteiten promoot van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
5) verbonden is met structuren zoals verenigingen of koepelorganisaties die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn aan of aangestuurd worden door een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
6) voor de eigen werking actief gebruikmaakt van officiële logo's van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;
7) gebruikmaakt van infrastructuur in eigendom van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie, en waarvan het gebruiksrecht onvoldoende een onvoorwaardelijke en lange termijn van het gebruik garandeert;
8) binnen de eigen werking een structurele en prominente aanwezigheid van diplomatiek personeel toestaat;
9) via financiële stromen en constructies financieel verbonden is met een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie;".
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;".
Art. 5.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt een punt 3° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /2 ze heeft geen banden met:
a) personen of entiteiten als vermeld in artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het terrorisme;
b) personen, groepen of entiteiten die zijn opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 2, 3 en 4 van het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/ GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, en in de daaropvolgende besluiten van de Raad tot actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten, vermeld in artikel 2, 3 en 4 van het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB;".
Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt een punt 3° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /3 ze heeft geen banden met:
a) personen als vermeld in artikel 1, 10°, 14°, 16° en 17°, van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters;
b) personen, rechtspersonen en feitelijke verenigingen als vermeld in artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van afdeling 1bis `Het informatiebeheer' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt;".
Art. 7.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt punt 9° vervangen door wat volgt: "9° ze verbindt zich ertoe om de wedde van haar bedienaars van de eredienst ten laste te laten nemen door de federale overheid conform artikel 181 van de Grondwet en de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad;".
Art. 8.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° ze toont aan dat het toekomstige bestuur van de eredienst voor de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst, houder is van een van de onderstaande rechten of overeenkomsten. Aan dit criterium is ook voldaan als de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst, in eigendom zijn van een Belgische publieke rechtspersoon:
a) een zakelijk recht dat voldoet aan de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 `Goederen' van het Burgerlijk Wetboek: volle eigendom of mede-eigendom;
b) een zakelijk gebruiksrecht dat voldoet aan de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 `Goederen' van het Burgerlijk Wetboek: erfpacht, vruchtgebruik of opstal;
c) een schriftelijke huurovereenkomst naar gemeenrecht conform artikel 1737 van het Burgerlijk Wetboek van bepaalde duur van minstens vijftien jaar zonder de mogelijkheid van een vervroegde beëindiging door de verhuur- der;".
Art. 9.Aan artikel 7 van hetzelfde decreet wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt: "12° de federale minister van Justitie heeft een gunstig advies gegeven over de lokale geloofsgemeenschap met betrekking tot elementen die de veiligheid van de staat of de openbare orde aanbelangen.".
Verleent een voorwaardelijk gunstig advies voor de erkenningsaanvraag voor de islamitische lokale geloofsgemeenschap "El Hidaya" van Maaseik, zoals op 7 oktober 2024 door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvangen.
De voorwaarden betreffen in het bijzonder de nakoming van de gemaakte afspraken tijdens het
overleg van 19 februari 2025, m.n.:
• Er wordt een periodiek overleg (minstens 3 x/ jaarbasis) georganiseerd tussen de stad en een
afvaardiging van de vzw en het tijdelijk bestuursorgaan;
• Er zal actief informatie uitgewisseld worden rond topics en activiteiten;
• Er wordt een engagement uitgesproken om gezamenlijke activiteiten te organiseren en in te
zetten op een maximale wederzijdse deelname, alsook op een deelname aan door het
stadsbestuur georganiseerde integratiebevorderende activiteiten.